Hallo Ad,
Ik ben niet zo goed in afbeeldingen voorzien van commentaar, dus ik zal het in tekstvorm proberen te beschrijven.
Zoals je vermoedelijk al hebt gezien in de handleiding van de LDT keerlusmodules bestaat een keerlus uit 3 volledig
geïsoleerde railstukken, dwz. beide railstaven dienen onderbroken te worden. Het middelste stuk moet zo lang zijn
als je langste trein (of langer), voor de detectiestukken is 10 à 20 cm genoeg. Die 3 samen vormen voor de module
de keerlus.
Je hebt er één nodig in je schaduwstation: ik zou hier opteren voor het onderste van de twee verbindingssporen
naar het hogere niveau.
Een tweede heb je nodig voor het niveau boven de keerlus, nl. in het spoor dat rond je draaischiijf gaat (en voordien
een doodlopend spoor was), tussen de wissels aan elk uiteinde van dit spoor.
Drie en vier komen in principe in de parallelsporen die je eerste baan aan de rechterkant verbinden met je tweede
baan. Alleen weet ik niet of die railstukken lang genoeg zijn voor een volledige trein: dat kan ik zo op het zicht moeilijk
zeggen.
De LDT modules worden apart gevoed vanuit bv. het wisselspanningsgedeelte van een oude modeltreintrafo of van
een aparte trafo met een wisselspanning van 16 à 18 V (bv. Conrad art. nr. BV01089: deze levert 12 V én 18 V
wisselspanning. De 12 V kan voor verlichting e.d. gebruikt worden). Deze aparte voeding dient enkel voor de electronica
van de LDT module: de railsecties worden gevoed vanuit de digitale centrale.
Hopelijk kom je hiermee al wat verder, anders vraag je het maar.
Groeten, Bertus.